
Jurisprudentie
AM5353
Datum uitspraak2003-09-24
Datum gepubliceerd2003-10-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200300509
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-10-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200300509
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering bijstandsverlener/gemachtigde in kantonzaken (art. 81 Rv.). Onterecht voeren meester-titel. Zie ook LJN AM5349 en LJN AM 5352
Uitspraak
HET GERECHTSHOF TE 'S-HERTOGENBOSCH
heeft de volgende beschikking gegeven in de zaak van:
[X],
wonende te [woonplaats],
procureur: voorheen mr. D. Koningsbloem,
t e g e n
de beschikking ex artikel 81 Rv van 6 juni 2003 van de volgende kantonrechters van de rechtbank Breda, locaties Breda en Tilburg:
1. mr. J.P. Leijten, voorzitter sector kanton, rechtbank Breda,
2. mr. J.L.A. Bouwen,
3. mr. H. Koopman,
4. mr. L.A.J. Nuijten,
5. mr. P.H.J. Slot,
6. mr. F.G.P.M. Spreuwenberg,
7. mr. A.G.M. Zander,
8. mr. M. de Boer,
9. mr. J.M.J. Godrie,
10. mr. L.P.L. Kerkhofs,
11. mr. H.L.L.Poeth,
12. mr. C. Wallis,
in hun hoedanigheid van kantonrechter gegeven,
hierna te noemen: de kantonrechters,
1. Het procesverloop
1.1. Bij beroepschrift, gedateerd 9 juli 2003 - maar ter griffie van het hof op 4 juli 2003 en derhalve tijdig ingekomen - heeft [X] beroep ingesteld tegen de door de kantonrechters jegens hem op 6 juni 2003 gegeven beschikking ex artikel 81 Rv.
Hij verzoekt:
- de beschikking van de kantonrechters te vernietigen,
- subsidiair de duur van de maatregel te beperken tot de duur van twee maanden, althans tot zodanige periode als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren,
- bij wege van voorlopige maatregel met onmiddellijke ingang voor de duur van het geding de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking te schorsen,
- veroordeling van de kantonrechters in de kosten van het geding.
1.2. Het hof heeft op de voet van artikel 81 lid 5 Rv de kantonrechters in kennis gesteld van het beroepschrift en hen uitgenodigd de nodige inlichtingen te verstrekken. Van deze gelegenheid hebben zij gebruik gemaakt. In de brief van 17 juli 2003 schrijft mr. Leijten, namens de kantonrechters, geen behoefte te hebben aan het geven van nadere toelichting. Bij brief van 15 augustus 2003 legt hij een aantal stukken (correspondentie en processtukken) over die de kantonrechters hebben ontvangen van een advocaat te Lisse. Het hof wordt verzocht de nieuwe feiten mede in de oordeelsvorming te betrekken en de opgelegde duur van de uitsluiting te verlengen, minstgenomen te handhaven.
[X] en zijn procureur zijn in kennis gesteld van de inhoud van deze brieven.
1.3. Bij brief van 9 september 2003 heeft de procureur van [X] het hof ervan in kennis gesteld zich als zodanig van de zaak te hebben onttrokken.
1.4. De openbare behandeling van het beroepschrift vond plaats op woensdag 10 september 2003. Daar is niemand verschenen. De griffier heeft telefonisch contact gezocht en gevonden met [X]. Deze deelde mee verhinderd te zijn en een brief aan de griffie te hebben gestuurd. Ter griffie van het hof is tot op heden geen brief van [X] ontvangen.
2. De bestreden beschikking.
2.1. De kantonrechters weigeren bijstand of vertegenwoordiging door [X] (die geen advocaat, procureur of deurwaarder is) gedurende een periode van één jaar omdat hun vertrouwen in [X] zodanig ernstig is geschaad dat sprake is van ernstige bezwaren in de zin van artikel 81 Rv. Dit oordeel stoelt, kort gezegd, hierop dat zij kennis hebben genomen van de beschikking ex artikel 81 Rv van de kantonrechters werkzaam op de locatie te Bergen op Zoom van 9 april 2003 en op het feit dat [X] ook hen heeft meegedeeld in november 2002 afgestudeerd te zijn aan de Universiteit van Tilburg en hij niet bereid is zijn bul en cijferlijst te tonen, waaruit ook zij afleiden dat hij ten onrechte de meestertitel voert .
3. De beschikking van de kantonrechters te Bergen op Zoom
3.1. Tegen deze door de kantonrechters genoemde beschikking van hun collega's te Bergen op Zoom is door [X] beroep ingesteld. Dit hof heeft bij beschikking van 8 juli 2003 (R2003/333) de onderliggende beschikking vernietigd maar uitsluitend ten aanzien van de duur van de weigeringsperiode en deze periode vastgesteld op 6 maanden.
In deze beschikking is onder meer overwogen dat [X] ter zitting heeft toegezegd de (Nederlandse) meesterstitel niet meer te zullen voeren en dit ook al gestaakt te hebben. Postpapier waarop die titel voorkomt zou niet meer voorhanden zijn.
4. De beoordeling
4.1. Ten aanzien van het verzoek van de kantonrechters vervat in de brief van 23 juli 2003 overweegt het hof als volgt.
4.1.1. De nieuwe feiten, waarop de kantonrechters doelen, hebben betrekking op het volgende.
(a) Een brief gedateerd 23 juli 2003 gesteld op briefpapier van [X] & Associés en ondertekend door [X], waarin de koptekst staat vermeld: Mr [X] J.D.
(b) [X] presenteert zich als J.D., Juris Doctor. Gewezen wordt onder meer op een dagvaarding uitgebracht ten verzoeke van [X] dd. 6 juni 2003 waarin hij zich presenteert als Mr [X] J.D., advocaat bij de balie van de staat Massachusetts (Verenigde Staten) onder nummer: 177998. De kantonrechters merken op dat [X] weliswaar erkent niet afgestudeerd te zijn aan de Universiteit van Harvard, zoals hij eerder beweerde, maar volhardt in het gebruik van de titel J.D. stellende gerechtigd te zijn tot het voeren van de titel J.D. omdat hij is afgestudeerd aan een "kleine obscure universiteit in Amerika". De kantonrechters komt het ongeloofwaardig voor dat [X] gerechtigd zou zijn de titel J.D. te voeren.
In dit verband merkt het hof op dat, blijkens de brief van 15 juli 2002 die ook door de kantonrechters wordt overgelegd, [X] zich eveneens bedient (althans bediend heeft) van de letters Esq. achter zijn naam. Volgens van Dale, Groot woordenboek Engels-Nederlands, wordt hiermee bedoeld Esquire met de betekenis (1) de Weledele/Weledelgeboren)Heer (als titel) en (2) (vrede)rechter (als titel).
(c) De kantonrechters noemen ten slotte een door [X] te Leiden gevoerde procedure die huns inziens een juridisch volstrekt ongegronde vordering behelst.
4.1.2. Het hof is van oordeel dat de door de kantonrechter verlangde verzoeken (zie rov. 1.2) slechts ten dele in de oordeelsvorming kunnen worden betrokken.
De onderliggende, ambtshalve gegeven, beschikking is uitsluitend gestoeld op het ongeoorloofd gebruik van de (Nederlandse) meesterstitel. Het staat het hof niet vrij om in deze procedure de grondslag voor de weigering uit te breiden of de duur van de bepaalde periode te verlengen reeds omdat [X] door beroep in te stellen zijn positie niet kan verslechteren (het verbod van een reformatio in peius).
4.1.3. Dit ligt anders, en dit feit wordt wel in de beoordeling betrokken, ten aanzien van de brief 23 juli 2003, dus geschreven en verzonden na de genoemde beschikking van het hof van 8 juli 2003, waaruit blijkt dat [X] zich ook nadien, en ondanks zijn uitdrukkelijke toezegging ter zitting van dit hof, is blijven bedienen van de Nederlandse meesterstitel. Dit feit ligt immers binnen de reikwijdte van de gegeven beschikking. De omstandigheid dat deze brief is geschreven na 6 juni 2003, de datum van de bestreden beschikking, maakt dit niet anders. Het hof heeft immers bij zijn beoordeling te letten op alle omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld ten tijde van zijn beslissing, dus ook die welke zich hebben voorgedaan na de bestreden beschikking en ook die welke niet ten voordele zijn voor [X].
4.2. De beoordeling van de beroepsgronden
4.2.1. De in het onderhavige beroepschrift aangevoerde gronden komen in grote lijnen overeen met die welke in de eerdere procedure zijn aangevoerd. In het bijzonder wordt aangevoerd dat er geen situatie bestaat waarop artikel 81 Rv betrekking heeft, terwijl ook niet is voldaan aan de ratio van die bepaling, te weten bescherming van de rechtzoekende. Voorts wordt aangevoerd dat een beroepsverbod van een jaar te ingrijpend en daarmee disproportioneel is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
4.2.2. Het beroepschrift in de onderhavige zaak is ingediend vóór de beschikking van 8 juli 2003. [X] heeft nadien geen aanvullend beroepschrift ingediend, noch heeft hij een pleitnota (aantekeningen mondelinge behandeling) op voorhand aan het hof gestuurd waarin hij stelling neemt tegen hetgeen werd overwogen in die beschikking. Hij heeft evenmin een schriftelijke reactie gegeven op de door de kantonrechters overgelegde stukken.
In de beschikking van dit hof van 8 juli 2003 heeft het hof uiteengezet wat [X] verweten wordt en waarom. Het hof ziet geen aanleiding om in deze zaak een ander of genuanceerder standpunt in te nemen.
In dit verband merkt het hof wel nog het volgende op.
Het hof is in deze zaak eveneens van oordeel dat de gewraakte handelwijze - het gebruik van de Nederlandse meesterstitel en het liegen daarover tegenover de kantonrechters - valt binnen de ratio en strekking van artikel 81 Rv en de maatregel van weigering gedurende een bepaalde periode rechtvaardigt.
De bescherming van rechtzoekende is zonder meer in geding. Deze moet erop kunnen rekenen dat de verhouding tussen de rechtshulpverlener en de kantonrechters niet is verstoord, in het bijzonder dat deze verhouding niet heeft te lijden onder (mogelijk) leugenachtig gedrag van de rechtshulpverlener.
4.2.3. Ten aanzien van het subsidiaire verzoek van [X] om de duur van de weigeringsperiode te beperken overweegt het hof als volgt.
De kantonrechters te Breda en Tilburg hebben deze periode, net als hun ambtsgenoten in Bergen op Zoom, gesteld op één jaar. In de beschikking van 8 juli 2003 heeft het hof deze periode teruggebracht tot zes maanden waarbij onder meer werd overwogen (rov. 18.4) dat [X] op zijn dwalingen is teruggekomen, heeft erkend niet gerechtigd te zijn de meesterstitel te voeren en heeft toegezegd die niet meer te zullen voeren.
Uit de hiervoor (rov. 4.1.1 onder a) genoemde brief van 23 juli 2003 (die niet is weersproken) blijkt van het tegendeel. [X] heeft opnieuw gebruik gemaakt van de (Nederlandse) meesterstitel. Dit leidt het hof tot de conclusie dat [X] zijn misleidend gedrag, ondanks zijn toezegging ter zitting van dit hof in de eerdere procedure, niet heeft gestaakt.
Vorenstaande overwegingen bieden een toereikende grondslag in de onderhavige zaak de weigeringsperiode niet te beperken.
5. Ten aanzien van het verzoek om de uitvoerbaar verklaring bij voorraad te schorsen is het hof van oordeel dat de aard en ernst van de tentoongespreide handelwijze daaraan in de weg staat.
6. Het hof kan een proceskostenveroordeling niet in overweging nemen. Anders dan [X] kennelijk meent, heeft hij in de onderhavige procedure geen wederpartij. De kantonrechters zijn niet als zodanig aan te merken.
7. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af de verzoeken tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad en tot veroordeling van de kantonrechters in de kosten.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. Van Etten, Drijkoningen en Den Hartog Jager en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 24 september 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open in te stellen binnen 8 weken na verzending van deze beschikking (artikel 426 lid 2 jo artikel 81 lid 4 Rv).